Bourbonnais
Ze spreken daar – het zal je niet verbazen – Frans. Maar de localo’s spreken een bijzonder soort Frans: het patois Bourbonnais. Dat dialect kent een aantal varianten en heeft zijn wortels in twee Franse talen: de Langue d’oïl in het noorden en de Langue d’oc van het zuiden. De taalgrens tussen die twee liep in de Middeleeuwen zo ongeveer door onze achtertuin in Rebirière. Overigens ‘oïl’ en ‘oc’ betekenen elk ‘ja’. In de loop der tijd heeft de langue d’oïl zich ontwikkeld tot het huidige moderne Frans. Het aan het Catalaans verbonden Occitaans bestaat overigens nog wel, maar is sterk teruggedrongen. In het Bourbonnais vind je nog vele elementen terug.
Je kunt een aantal kenmerkende eigenschappen van het patois op je Frans toepassen en daarmee een ingezetene van verbazing van zijn stoel laten rollen. Zeg bijvoorbeeld nooit ‘merci’, maar ‘marci’, want de ‘er’ wordt ‘ar’. In het Bourbonnais wordt de ‘o’ uitgesproken als een ‘ou’. Dus ‘donner’ (geven) wordt ‘dounner’. De ‘oi’ gaat naar de ‘é’ of de ‘è’. ‘Droit’ (recht) klinkt als ‘drèt’. De ‘au’ in een woord krijgt er een ‘i’ voor en ‘couteau’ (mes) spreek je dus uit als ‘coutiau’.
Wees wel een beetje voorzichtig, want het is geen wet van Meden en Perzen. Soms onttrekken woorden in het Bourbonnais zich aan deze algemene regels. Alleen een langdurig verblijf ter plaatse zorgt dat je die finesses achterhaalt.
Verder houdt de Bourbonaisser van het inslikken van complete lettergrepen op een dusdanige manier dat zelfs een Groninger er een puntje aan kan zuug’n. ‘Je’ (ik) is vrijwel altijd ‘j’. Of er nu een medeklinker achter aan komt of niet. Dat geldt ook voor ’tu’ dat zelden langer dan ’t’ wordt. ‘Nous’ en ‘vous’ worden ‘n’s’ en ‘v’s’ of zelfs ‘n’ en ‘v’. ‘Il’ en ‘elle’ wijken wat sterker af en worden respectievelijk ‘o’ en ‘a’ voor een medeklinker en ‘ol’ en ‘alle’ voor een klinker. Het Hoogfranse ‘je suis’ is in het Bourbons ‘j’sus’. Ook is het heel gebruikelijk om voorwerpen die in het Frans met ‘le’ of ‘la’ worden aangeduid met ‘y’ te benoemen: fais-le = fais-y, donne-le (la) moi = donne moi z’y, ne le casse pas = n’y casse pas, tu me le (la) prête = t’ m’y prête). Een rijtje woorden in de taal van onze Franse stek vind je hieronder.
Woordenlijst Bourbonnais
Aga don = heel korte vorm van ‘regarde donc’ oftewel ‘kijk dan’
Arcandier (m) = voleur; dief
Artoupan (m) = une personne bizarre, een gek
Belet (m) = agneau; lam
Bergot (m) = frelon; horzel
Bounhoume (m) = paysan; boer
Bourri (m) = âne, ezel
Brailler (ww) = crier; huilen, brullen
Braillou (m) = huilebalkje, kindje dat huilt
Ch’ti, ch’tite (m of f) =petit, petite; kleintje
Cobi (m) = dindon; kalkoen
Dâler (ww) = chaleur intense: ça dâle aujourd’hui; het is om te stikken vandaag
Drille (f) = diarrhée; spreekt voor zich, handig bij een Franse plattelandsdokter
Elarder (ww) = s’étaler de tout son long; zich uitstrekken
Figot (m) = feu; vuur
Jau (m) = coq; haan
Liron (m) = gros rat; grote rat
Lisette (f) = lézard (m); hagedis
Pluire (ww) = pleuvoir; regenen
Pontère (f) = fille de mauvaise vie; vrouw van lichte zeden
Quetou (m) = malade, faire le quetou = être un peu malade; ziek, een beetje ziek zijn
Ravauder (ww) = bricoler; klussen
Roulan (m) = bohémien; vrijbuiter
Tartouffe (f) =Pomme de terre; aardappel
Tuniaud (m) = idiot, incapable; lul
Verpi (f) = vipère; adder